In het begin was het donker maar de god Ra komt uit het water. (Siebe)
Ra brengt licht op de aarde. (Ella)
Ra is de zon. (Dzeni)
Ra maakte een andere god, Geb die in het water ligt. Zijn armen en benen zijn de bergen. (Jano)
Ra huilt en uit iedere traan komt een iets levend. (Anne-Milie)
Uit elke traan komen mensen, dieren en planten. (Miro)
Op een dag begonnen de dieren en de mensen te vechten.(Myra)
Ra was verdrietig. (Tessa)
De zon wou niet blijven. Hij ging naar de hemel en toen werd het donker op aarde. (Isabella)
Om de mensen niet bangte maken, maakte hij wat lichtjes, de sterren en een groter licht, de maan. (Vedran)
Zelf stapt Ra in een boot en hij vaart de onderwereld in. (Loïc)
Elke avond wacht er een boot die Ra naar de onderwereld brengt. Daar wordt hij aangevallen door een slang. (Jaitse)
Elke keer als Ra vertrekt wordt het nacht. Hij wint elke nacht van de slang en elke ochtend komt Ra weer terug. (Anna)